Baafse monniken in bad?

De (Baafse) benedictijnenmonniken namen veel over van de Romeinen, maar niet hun badcultuur in grote, mooi ingerichte badhuizen. Die luxe en aandacht voor het sterfelijk lichaam paste niet bij hun sobere levenswijze. De monniken schonken weinig aandacht aan lichaamshygiëne. Ze vonden het belangrijker de binnenkant, de ziel te reinigen.
Bij de Baafse monniken werd het baden herleid tot een bescheiden ritueel: in het lavatorium of wasplaats wasten ze hun handen vooraleer ze de kerk binnen gingen en ook vóór de maaltijden in de refter. In de Sint-Baafsabdij ligt het lavatorium dan ook in het midden van de oostelijke pandgang, op gelijke afstand van kerk en refter.

In navolging van artsen uit de oudheid zoals Hippocrates en Galenus was baden iets helends, enkel voor zieke monniken. Het bad(huis) bevond zich in of dicht bij de ziekenzaal. Aangezien de meeste monniken gedurende het jaar wel eens ziek werden of deden alsof, konden ze toch heel af en toe een warm bad nemen. De ziekenbroeder strooide vooraf geurige en vooral geneeskrachtige kruiden in het warme badwater. Die werden soms voorgeschreven door een dure arts en geleverd door een Gentse apotheker. Gewend aan soberheid zal de badende monnik misschien des te meer genoten hebben van het weldadige water.

Marc Hanson

illustraties:
Tekening van Michael Wolgemut uit de Kroniek van Neuremberg. Bron: Wikimedia.
Zicht op de abdij met het lavatorium omcirkeld. Bron: Google Earth

2022-02-13T13:13:45+01:0010 februari 2022|Abdij, Historisch|

Waarom is de refter van de Sint-Baafsabdij zo groot?

‘Waarom zo’n grote refter voor twee dozijn monniken?’ vroeg een bezoeker me eens tijdens een rondleiding. ‘Het prestige van abdijen leidde tot grote gebouwen’ heb ik toen geantwoord. ‘Denk bijvoorbeeld ook aan de kerk, de ziekenzaal en de kapittelzaal.’ Maar er is meer. De monniken zaten maar aan één kant en met wat afstand van elkaar aan de tafels, die in een langwerpige u-vorm waren opgesteld. Dat vergemakkelijkte de bediening en de monniken aten toch zwijgend en luisterend naar de voorlezing uit de Bijbel of een ander religieus boek. De voorlezer stond in een nis, die zowel van buiten als van binnen goed te zien is. Soms waren er ook (veel) meer aanwezigen, bijvoorbeeld belangrijke gasten bij feesten of plechtigheden.

Het grote gebouw (40m lang, 10,5m breed en 18m hoog) hield in de winter de koude noordenwind tegen, een functie die in de meeste abdijen voor de kerk, het grootste gebouw, was weggelegd. Die grote gebouwen, rond een min of meer vierkante ruimte opgetrokken, zorgden ook voor de nodige veiligheid en afscheiding van de wereld rondom. Naast prestige, veiligheid en efficiëntie, was er ook de symbolische waarde. De refter was groot omdat er een belangrijke gebeurtenis werd herdacht: het Laatste Avondmaal.

Marc Hanson

illustratie: Suso’s Horologium Sapientiae, Koninklijke Bibliotheek van België.
foto’s: Eddy De Geest

2022-01-17T11:06:15+01:0017 januari 2022|Abdij, Historisch|

Beste wensen uit 1906

Deze oude nieuwjaarskaart met een zicht op de Sint-Baafsabdij was bestemd voor juffrouw Fernande Heymans uit de ‘Rue van Hulthem’ in Gent. Het jaartal 1906 is versierd met stekelige hulstblaadjes. De gevleugelde klokken luiden het nieuwe jaar in. Centraal in de uitsnede zien we het opgeknapte en van zijn begroeiing ontdane lavatorium van de Sint-Baafsabdij.

Wenskaarten voor nieuwjaar met stadsgezichten waren in de Belle Epoque eerder uitzondering dan regel. Men zag toen liever snoezige dieren, kleurrijke bloemen en landschappen, schattige kindjes of mensen met wensen enz. De allereerste prentbriefkaarten werden gedrukt rond 1870. Dertig jaar later begon men, geholpen door de verbeterde fotografie- en druktechnieken, massaal prentbrief- en nieuwjaarskaarten te drukken en te versturen, ook in België. Al vrij snel werden ze booming business in steden als Brussel, Gent en Oostende.

Voor de prentbriefkaarten (vanaf circa 1840) waren geporseleinde kaarten in de mode, bedoeld als commercieel drukwerk. Deze kaarten kregen hun glanzend of porseleinachtig uitzicht omdat men ze met een typische steendruktechniek op speciaal bewerkt karton of papier drukte. In navolging van de zakelijke  ‘porseleinkaarten’ begonnen genootschappen en verenigingen (in Gent bijvoorbeeld de dierentuin, de lantaarnaanstekers, de burgerwacht en de reinigingsdienst) een mooie kaart aan te bieden ter gelegenheid van het nieuwe jaar. Die traditie werd dan op haar beurt door particulieren overgenomen: ze stuurden elkaar hun beste wensen via de post.

De jaarwisseling stond al bol van soms zeer oude tradities: feesten, vuurwerk, goede voornemens, het drinken van een borrel, een feestmaal enz. Nu waren er ook nog nieuwjaarskaarten bijgekomen. Deze traditie neemt nu wel af door de vele mogelijkheden om snel digitale wensen te sturen.

Marc Hanson

Illustraties
nieuwjaarskaart Sint-Baafsabdij: privécollectie Ph. Bockstael
nieuwjaarskaart Bonne Année: privécollectie imagesmusicales
porseleinkaart: collectie Huis Van Alijn
nieuwjaarskaart lantaarnaanstekers: collectie Huis Van Alijn

2022-01-06T15:42:46+01:0030 december 2021|Abdij, Historisch|

Wolvenjacht in de buurt van de abdij

Sinds een paar jaar wordt de wolf, niet zonder enige commotie, opnieuw waargenomen in Limburg. Het was meer dan een eeuw geleden dat die intelligente, maar schuwe dieren, nog in ons land waren gesignaleerd. In de middeleeuwen waren wolven nochtans in Vlaanderen een vast onderdeel van de populatie van wilde dieren. Ze werden net als vossen, everzwijnen en herten bejaagd, ook in de zeer uitgestrekte Sint-Baafsheerlijkheid. Naast deze dieren zorgden ook vossen, everzwijnen, herten, dassen, hazen, konijnen, otters, nertsen, wilde ganzen, kraaien en duiven soms voor economische schade, en joegen de (grote) pachtboeren in dienst van de abdij op kosten om gewassen, vee, bossen en visvijvers te beschermen. Wolven werden nog eens extra gevreesd omdat er in het Sint-Baafsdorp en elders geruchten de ronde deden dat ze soms kinderen aanvielen en doodden.

Vanaf de late veertiende eeuw startten overheid en rijke particulieren campagnes om de populaties van ‘schadelijke’ wilde dieren terug te dringen en loofden ze premies uit voor het doden ervan. In de Sint-Baafsheerlijkheid vroegen jagers ook vanaf toen opvallend veel premies aan voor gevangen/gedode wolven. Als bewijs moest je dan wel de kop, beide oren of de rechter voorpoot van het dier overhandigen aan de gerechtelijke autoriteit. Het STAM is in het bezit van een gemummificeerde wolvenpoot die aan de poort van het Gravensteen was genageld. Het dier was waarschijnlijk in 1736 gedood in Knesselare.

De continue druk en jacht op sommige zoogdieren en vogels leidden soms op termijn tot het volledig verdwijnen van bepaalde dieren, bijvoorbeeld de wolf, uit onze gebieden. Tegenwoordig genieten wolven in de EU-lidstaten bescherming. Maar buiten Europa, bijvoorbeeld in Alaska, kunnen ze legaal geschoten worden en in sommige gebieden krijg je zelfs een premie voor een gedode wolf. De gedode dieren zijn het meest gegeerd voor hun zeer zachte pels.

Marc Hanson

Illustratie: Miniatuur uit ‘The Rochester Bestiary’ ca 1230-1400. Bron: British Library.

Foto: Gemummificeerde wolvenpoot. Bron: stamgent.be.

2021-11-28T13:04:32+01:0028 november 2021|Abdij, Historisch|

Tronies in het lavatorium van de abdij houden het kwade buiten

In het lavatorium ( rituele wasplaats) van de Sint-Baafsabdij uit ca. 1170 kan je op ooghoogte acht opvallende koppen zien, telkens onder een kort zuiltje. Die acht zuiltjes sluiten op hun beurt aan bij de kraagstenen waarop de ribben van het gewelf steunen, zoals geïllustreerd op onderstaande romantische aquarel. Volgens kenners dateren de hoofden uit de 14de of 15de eeuw.

De karakterkoppen, eerder tronies, zien er echt niet vriendelijk uit. Je kan ze gerust lelijk noemen met een verwrongen mond, opvallende (spleet)ogen, een ruwe kinbaard en een goed aansluitende kap op het hoofd. Ze werden gehakt in de goed te bewerken Balegemse steen, een kalkhoudende zandsteen, die gevoelig is voor erosie. Daardoor zijn ze nu erg verweerd. Die boos kijkende gezichten kunnen beschouwd worden als onheilwerende koppen. Door hun boze, dreigende blik worden ze geacht de boze wereld met zijn onheilbrengende krachten buiten het lavatorium en de abdij te houden.

Dit zeer oud magisch geloof heeft het christendom tot op vandaag overleefd. Denken we maar aan het dragen van amuletten, talismans, scapulieren, het gewijd palmtakje en de draak op het Gentse belfort. Al die voorwerpen en (fabel)dieren zouden het kwaad afhouden en de dragers of de stad te beschermen.

Marc Hanson

Foto: Lieve Ockerman 2021.
Illustraties:
Aquarel van Ange De Baets, 19de eeuw. Bron: stamgent.be.
Schetsen van N.A. Heins uit Bulletin de la Sociéte d’histoire et d’archéologie de Gand, 1903.

2021-11-13T19:54:39+01:0013 november 2021|Abdij, Historisch|

Waarom dronken de Baafse monniken liever wijn dan bier?

Uit de Regel van Benedictus (de invloedrijkste leefregel voor monniken in de middeleeuwen) blijkt dat zijn volgelingen in wijnland Italië wijn dronken net als vroeger de Romeinen. De monniken dronken vaak wijn bij het eten dat kon variëren van een stukje kaas, worst, brood tot een copieuze maaltijd. Onbedoeld zal de Regel het wijndrinken elders hebben gestimuleerd: als het in Italië mag, kan het ook ‘bij ons’.

Wijn had een fijnere, meer complexe smaak dan het te mijden water, melk of het dikwijls troebele bier, dat op de eerste plaats een dorstlesser was, want drinkbaar water was de uitzondering. Daarom dronk men bier uit kroezen van minstens een halve liter. Wijn werd, met mate gedronken, als gezond beschouwd, zeker als er bepaalde kruiden werden aan toegevoegd. Voor monniken die een ascetisch leven leidden, was wijn een van de weinige genots- en roesmiddelen. Tabak en warme dranken als koffie, thee en chocolade geraakten in Europa pas later bekend.

Door het drinken van wijn onderscheidden de monniken zich, net als de welstellende bovenlaag in het algemeen, van het gewone volk dat met (vaak flets) bier tevreden moest zijn. De Baafse monniken konden de wijn gemakkelijk en relatief goedkoop want tolvrij, betrekken uit echte wijnlanden als Frankrijk, Italië of het Rijnland. De aangekochte wijn bewaarde ook veel beter en langer dan bier en melk. Tot slot: had Jezus zelf water niet in wijn veranderd!

Marc Hanson

Illustratie: uit Li Livres dou Santé. Laat 13de eeuws. Bron: Wikimedia commons.

2021-11-01T15:14:36+01:001 november 2021|Abdij, Historisch|

uitgelicht: Het Spaans Kasteel, van dwangburcht tot woonwijk

Zo nu en dan mogen we ook wel eens ‘stoefen’… onze laatste publicatie, ‘Het Spaans kasteel, van dwangburcht tot woonwijk’ is echt een geweldig boek…. en nog altijd verkrijgbaar!

Op zondagmiddag is het boek te koop, voor een ‘burenprijs’ van 10€, aan onze onthaalstand in de Sint-Baafsabdij.
Daarnaast is het boek ook, tijdens activiteiten, te koop in Herberg Macharius.

Het boek beschrijft in detail het Spaans Kasteel van zijn ontstaan (16de eeuw) tot de afbraak (19de eeuw). Ook komen interessante archeologische vondsten aan bod naast Auguste Van Lokeren wiens verdienste het is dat de site werd behouden, de Gouverneurswoning, en een voorstelling van het Spaans Kasteel in 3D.

Met hun vierde boek over de Machariuswijk willen de Buren van de Abdij de bijna vergeten geschiedenis van het Spaans Kasteel in Gent weer onder de aandacht brengen. Er zijn geen recente publicaties die deze versterking als hoofdonderwerp behandelen. Deze reusachtige vesting werd in opdracht van Keizer Karel gebouwd op de plaats van de vroegere Sint-Baafsabdij, in de eerste plaats om de opstandige Gentenaren in bedwang te houden.

Zowat veertig jaar later kwam de stad weer in opstand en liet het calvinistische bestuur de stadszijde van de versterking ontmantelen. Toen Gent opnieuw in Spaanse handen kwam, werd het Kasteel hersteld, uitgebreid en aan nieuwe krijgsbouwkundige inzichten aangepast. Dit ‘Spaanse Kasteel’ beheerste meer dan driehonderd jaar het stadsbeeld. Nu is er nauwelijks nog een spoor van over.

Verscheidene troepen maakten gebruik van deze vesting: Spaanse, Franse, Oostenrijkse, Britse en Hollandse legereenheden wisselden elkaar af, soms in hoog tempo. Eind 18de eeuw besliste Jozef II om de functie van het Kasteel op te heffen. Het had slechts vijf jaar gevergd om het Kasteel te bouwen, maar het duurde meer dan honderd jaar vooraleer de laatste restanten ervan verdwenen waren. Het huidige stratenplan in de Machariuswijk is nog steeds een stille getuige van deze periode. Na het verdwijnen van het ‘Spaans Kasteel’ werd op een deel van de site het slachthuis gebouwd. Ook hiervan is nog maar één gebouw overgebleven.

Toch besteden we in dit boek ook aandacht aan de meer subtiele sporen die nog verwijzen naar de tijd van het Kasteel. Ook de stroppendragers en zij die de grote keizer herdenken kunnen niet voorbij aan Karels dwangburcht. Het Spanjaardenkasteel en wat ermee samenhangt, werpt nog altijd een ietwat ambigue schaduw op het heden.

2021-03-25T11:01:09+01:0010 maart 2021|Abdij, Historisch, Literatuur|

Sint-Baafsabdij gaat terug open op Paaszondag!

Als alles goed gaat, en wij vertrouwen daarop, gaat de Sint-Baafsabdij opnieuw open vanaf het Paasweekend van 2, 3 en 4 april!

Traditiegetrouw verzorgen Buren van de Abdij op zondag het onthaal tussen 14:00 en 18:00. Onze vrijwilligers geven de bezoekers een woordje uitleg over de geschiedenis van de abdij en over de werking van onze organisatie. Maar uiteraard zijn we er ook voor een babbel en wat gezelligheid.

Openingstijden Sint-Baafsabdij in 2021:
Iedere weekend van 3 april t/m 7 november
Vrijdag 14:00 – 18:00
Zaterdag 14:00 – 18:00
Zondag 14:00 – 18:00 (met onthaal Buren van de Abdij)

2021-04-28T15:01:23+02:009 maart 2021|Abdij, Historisch|

Topstuk: Panoramisch Gezicht op Gent

In een vrij recent nummer van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, onlangs gratis bij Knack, wordt het Panoramisch Gezicht op Gent (1534), waarvan de Buren van de abdij een mooie reproductie hebben, bij de topstukken in Vlaanderen gerekend. Deze ‘Gids langs beschermd erfgoed’ noemt dit schilderij om twee redenen zeldzaam en interessant (p.78). (Zie ook: Panoramisch plan van Gent)

1. Het is de oudste geschilderde kaart van de stad Gent. Omdat de stad reëel geobserveerd werd, biedt de kaart een interessante topografische inkijk op de stad in de eerste helft van de zestiende eeuw.

2. Het is ook een zeer vroeg voorbeeld van schilderkunst op doek. Vroeger schilderde men op houten (eiken) panelen. In de vijftiende eeuw begon men geleidelijk met olieverf ook op een geprepareerd doek te schilderen. Het Gentse schilderij is een vroeg voorbeeld (op groot formaat) van deze nieuwe techniek en is dus een belangrijk referentiepunt.

Marc Hanson

2021-05-09T18:30:43+02:001 maart 2009|Historisch|

Unieke muurschilderingen

Op de noordoostmuur van de refter bevinden zich drie rondboogvensters, waarop beschildering bewaard bleef. De rest van het refectorium, dat zich op de bovenverdieping van de noordvleugel bevindt en met haar afmetingen van 41 x 10,5 m de grootste in België is, was wellicht volledig beschilderd, maar werd tot op de steen gedecapeerd. Dit gedeelte van de abdij dateert uit de 12de eeuw en werd op het einde van de 16de eeuw voorzien van een houten tongewelf. De figuren in het linker- en rechtervenster zijn goed bewaard gebleven, terwijl deze op het middenste venster nagenoeg volledig verloren gingen. Op de dagkant van het linkerraam zien we de heilige Macharius en een ongeïdentificeerde diaken, met bovenaan een Pietas-medaillon. Het rechtervenster toont de heilige Brierius en de heilige Caphrahildis (?) met in het midden een Sapientia-medaillon.

Deze karaktervolle schilderingen behoren tot de oudst bewaarde en zeldzame getuigen van de romaanse schilderkunst. Ze worden gesitueerd in de tweede helft van de 12de eeuw en vallen op door hun meer dan levensgrote afmetingen en de kwaliteit van de schilderkunstige techniek. E. Dhanens wijst op twee tekeningen in een handschrift van de 11de eeuw uit de Sint-Baafsabdij (Vitae Sanctorum, Rijksuniversiteit Gent, Hs. 308, schutblad), die dateren uit de zestiende eeuw. Ze stellen romaanse figuren voor in dezelfde stijl als de nog aanwezige in de vensters en zouden twee figuren kunnen afbeelden die op de muren stonden. Dit wordt afgeleid uit het feit dat deze personages frontaal zijn voorgesteld.

In 1889 werden de muurschilderingen ontdekt door E. Lacquet, toen men het metselwerk uit de dichtgemaakte vensteropeningen verwijderde. De vondsten werden onmiddellijk behandeld door Leon Bressers, die er eveneens bijgewerkte calques van maakte (bewaard in het Bijlokemuseum, Gent, nr. 4090). Latere restauraties werden uitgevoerd door Frans-Jozef Coppejans in 1936, door Albert Philippot van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in 1955 en door Walter Schudel in 1982-8.

(bron: Marjan Buyle en Anna Bergmans, Middeleeuws Muurschilderingen in Vlaanderen, een uitgave van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Bestuur Monumenten en Landschappen, Brussel, 1994)

2021-05-09T16:24:56+02:0026 augustus 2008|Historisch|
Ga naar de bovenkant