Tijdens het hele ancien regime klommen vorstelijke bastaardzonen vaak op tot hoge kerkelijke functies. Een mooi voorbeeld hiervan zijn drie bastaardkinderen van de lang regerende Bourgondische hertog Filips de Goede (+1467). De eerste was de bibliofiele en humanistische Raphaël de Mercatellis (+1508) die opklom tot abt van de Sint-Baafsabdij. Uitzonderlijk is hij niet de geschiedenis ingegaan als een ‘van Bourgondië’, maar onder de familienaam van de Italiaanse echtgenoot van zijn moeder, Bernardo Mercatelli di Mercatello een Venetiaanse handelaar die in Brugge woonde. De tweede was de eveneens bibliofiele David van Bourgondië (+ 1496). Hij werd de militante en machtige bisschop van het uitgestrekte bisdom Utrecht. De derde, Filips van Bourgondië – Blaton (+ 1524) bracht het tot admiraal van de Nederlanden en werd daarna verkozen tot bisschop van Utrecht.
Het inzetten van bastaardzonen in kerkelijke en politieke en militaire topfuncties had veel te maken met de snelle expansie van het Bourgondische landencomplex in de vijftiende eeuw. Die buitenechtelijke kinderen waren steunpilaren op wie de hertog van Bourgondië kon rekenen om zijn dynastieke en politieke (territoriale) ambities te realiseren. Die realisatie ging veel vlotter wanneer abten van belangrijke abdijen en bisschoppen van invloedrijke bisdommen de hertogen onvoorwaardelijk trouw waren en bleven. Door hun degelijke opleiding aan het Bourgondische hof en door hun eventuele studie aan een universiteit – de Mercatel behaalde een doctoraat in Parijs – waren ze meestal goed voorbereid op die topfuncties. Daarom werden ze vaak ingezet als diplomaten om geschillen tussen Kerk en Staat te ontmijnen. Via schenkingen en leningen kwamen ze ook geregeld tegemoet aan de logistieke en financiële noden, veroorzaakt door de geldverslindende Bourgondische oorlogen en hofhouding. Op 25 januari 1488 leende abt de Mercatellis 1200 pond par. uit aan Maximiliaan van Habsburg om de troepenmonstering tegen Gent te betalen. Uiteraard werden die abten en bisschoppen verondersteld voor de hertogen te bidden en te laten bidden, processies te organiseren, hun begrafenis luister bij te zetten enz.
Ze bleven natuurlijk ook zelf niet met lege handen achter. Zij en hun respectieve families werden begiftigd met allerlei privileges, mooie geschenken, uitnodigingen voor prestigieuze evenementen, ambten met weinig werk, maar een mooi inkomen. Onder de Habsburgers werd heel dit systeem van geven en nemen verder uitgerold. Onder keizer Karel V vond geen enkele hoge kerkelijke benoeming meer plaats zonder zijn fiat. De officiële Kerk uitte nauwelijks of geen bezwaren tegen bastaardzonen en –dochters. Zij deed zelf volop mee aan dit eeuwenoude gebruik, dat zelfs tot op vandaag enigszins voortleeft.

Marc Hanson

llustratie: Rogier van der Weyden, Koninklijke Bibliotheek Brussel.